Belevenissen 1

Het houdt me steeds bezig, waarom ik zelf niet achter mijn geboorteafwijking ben gekomen. Het is niet mijn karakter om dingen te laten liggen in die zin dat ik altijd alles uitpluis. Toen ze me vertelden, in 1971, dat ik Acuut Reuma had, heb ik me dat helemaal uitgezocht wat dit voor mij betekende en waar ik rekening mee moest houden. In 1996 kreeg ik een maagzweer en ook nu moest ik mijn toenmalige huisarts vertellen hoe hij het probleem moest oplossen, terwijl hij me al meer als een half jaar aan het lijntje hield, met allerlei kalksuppleties. Ik had steeds de indruk dat hij het niet wist hoe hij het moest oplossen. Mijn vorige huisarts was een eigengereid type mens en die meende dat hij het alleen maar wist, hij kon er niet tegen als de patiënt ook iets wist. Dan heb ik het tegenwoordig toch wel getroffen met mijn huidige huisarts. Precies het tegenover gestelde.
Het uitzoeken van dingen werd al als kind duidelijk. Ik zal zo'n 4,5 jaar geweest zijn toen mijn amandelen geknipt werden. Blijkbaar had ik toen al last van veel keelontstekingen. Tenminste dat is de verklaring die ik er aan geef. Ik kan me de operatie nog, om 2 ervaringen, goed herinneren. Op de eerste plaats de verdoving. Je kreeg een zwart masker op met een ontzettend vies ruikend gas. De tweede reden was de brandweerauto, die ik kreeg bij thuiskomst. Zo waren mijn ouders, als je ziek was werd je in de watten gelegd. Dan kreeg je het eten gebracht en stonden ze je voor je klaar. Dat zijn de 2 gezichten van mijn moeder die ik nooit begrepen heb. Soms wenste ik dat ik ziek was, zodat ik weer eens met rust gelaten en verwend werd. Het is wel verbazend dat ze nu ik de Klinefelter ontdekt heb, dat ze dat medeleven totaal niet tonen. Integendeel zelfs. Ze blijven ontkennen, nemen mijn Klinefelter zijn niet serieus en vinden dat ik me maar wat aanstel. Mijn verklaring is dat ze het al heel lang weten.

De brandweerauto die ik kreeg zat een veermechanisme in die kon je op winden en dan reed hij enkele meters uit zich zelf. Ik had de auto binnen een dag gesloopt, tot verdriet van mijn ouders. Ik was zo. Ik wilde altijd alles doorgronden hoe iets functioneerde. Misschien hadden ze dat opwindmechanisme niet erbij moeten doen. Het verhaal van de brandweerauto heeft me jaren achtervolgd, werd steeds vertelt aan iedereen, om aan te tonen hoe ondankbaar ik wel niet was. Maar ik was niet ondankbaar. Dat had er niks mee te maken. Ik was en ben een onderzoekend iemand, die geen angst heeft voor het nieuwe. Deze eigenschap heb ik altijd als zeer positief ervaren en ik heb er ook steeds veel plezier aan beleeft. Veel mensen hebben faalangst als ze iets nieuws moeten beginnen, die faalangst heb ik niet. Ik zie alles als een uitdaging.

Als ik men mij dus verteld hadden in 1971 dat ik een Klinefelter was dan had ik dat helemaal uitgezocht. Ik wist het niet. Mijn ouders hebben de brief van militaire dienst, weggemoffeld. Mijn moeder opende ook altijd mijn post, zonder dat ik dat wilde. Ik heb me vaak afgevraagd waarom ze dat deed. Vaak heb ik haar gezegd dat ze dat niet moest doen, maar ze bleef het doen en kwam dan altijd met het smoesje, ik dacht dat het voor ons was, terwijl altijd op de brief mijn naam of voorletters stond. Ook dat leg ik uit, dat ze alles onder controle probeerde te houden.
1 Maart was het 21 jaar geleden dat ik mijn ouderlijk huis verliet. Ik liet op een leeftijd van 34 jaar mijn ouders in de steek, vond mijn tweede zus. Ze raakte langzamerhand de controle over me kwijt. Dat ik ook nog mijn geboorte-afwijking ontdekte, is dat waar ze hun hele leven tegen gevochten hebben. Ik moest bij hun blijven tot hun dood, zodat het maar niet naar buiten kwam. Mijn vader heeft geluk gehad. Hij was overleden toen ik het ontdekte. Mijn moeder zou nu de verantwoording moeten nemen voor dat wat ze verzuimd heeft. Dat blijft uit. Ondanks dat ik het kan bewijzen, blijft ze ontkennen. Haar kinderen volgen haar daar in, leven verder met oogkleppen op. Een van die kinderen staat voor de verkiezingen van 7 maart op de lijst van een sociale lijst. Onbegrijpelijk. Hun gedrag is a-sociaal. Maar goed het zij zo, de uiterlijke schijn hoog houden, dat is dat wat ze goed geleerd hebben thuis. Ik heb die lessen overgeslagen. Ik heb te veel last gehad van dat schijnleven.
De eerste dag dat ik naar de lagere school ging was 2 september 1957. In die tijd waren er nog geen ouders die hun kinderen met de auto naar school brachten. Er waren wel mensen met een auto, maar dat waren meestal de welgestelden van het dorp. Terwinselen was het dorp waar ik woonde. Terwinselen was nog niet zo'n oud dorp. Het was ontstaan door de Staatsmijn Wilhelmina die in begin van de vorige eeuw haar poorten opende, om er kolen te delven. Ik woonde in de Maarstraat, de huizen waren gebouwd in 1948 en er woonden allemaal mijnwerkers in die straat. Veel jongens in die straat waren van mijn leeftijd of ietsjes ouder of ietsjes jonger. Het was een kinderrijke straat en de babyboom van na de oorlog was goed vertegenwoordigd in die Maarstraat.
Het allereerste wat we die dag deden was natuurlijk opstaan, dat zal half zes het 's morgens geweest zijn en dat tijdstip van opstaan zou de volgende zes jaar elke dag zo zijn, tenminste als we geen vakantie hadden. Ik had een broer en 5 zussen. Het allereerste wat we deden nadat we ons aangekleed hadden was naar de kerk gaan, nuchter, want als je de hostie kreeg bij de communie moest je nuchter zijn. Nu nog heb ik zulk ritueel. Ik ga dan wel niet meer naar de kerk, maar ik ga eerst met mijn hond wandelen voordat ik ontbijten ga. Om kwart voor zeven liepen we met onze vader mee tot het einde van de straat, hij ging links af om naar de mijn te gaan en wij liepen rechtdoor om naar de kerk te gaan. De mis begon om zeven uur en was om half acht afgelopen. Daarna naar huis, ongeveer 1 km lopen. Daar aten we en liepen bijna dezelfde weg weer terug, want de school lag in de buurt van de kerk. En punt op het rapport was altijd goed. Wij kregen een punt voor bezoek aan de kerk, daar stond bij mij altijd achter Zeer Goed. Een beetje vermoeiend allemaal, zeker voor een jongetje dat geboren was met het syndroom van Klinefelter. Ik heb me dan ook vaak afgevraagd, waarom we niet om 8 uur naar de kerk konden gaan, en van daar uit direct naar school.

Op het moment dat ik naar de eerste klas ging van de grote school, zo heette dat vroeger, had ik nog 2 zussen die ook al op de grote school zaten, maar die gingen naar de meisjesschool en ik moest naar de jongensschool. In die tijd was dat nog strikt gescheiden in het conservatieve door de katholieke kerk regeerde zuiden van Limburg. Mijn ouders gingen die eerste dag niet mee. Daar achter is de school, loop maar met die andere mee dan kom je er wel. Van jongs af aan werd je zelfstandigheid bijgebracht en als ik eerlijk moet zijn, vind ik dat beter dan die overbetutteling van de kinderen van nu.
Op de eerste klas hadden we les van juffrouw Hanen. Dat was de schrik van de hele jongensschool. Ik moest altijd na blijven, omdat ik een slecht handschrift had. Ze probeerde het met overwerk te verbeteren, dat was nutteloos, want door dat ik een Klinefelter was, trilde mijn handen altijd. Dat is overigens weggegaan dat trillen, dat slecht schrijven is gebleven. Na driekwart jaar kregen mijn ouders pas in de gaten dat ik elke dag moest nablijven en dat ik daar steeds vermoeider van werd. Na driekwart jaar greep men pas in en was ik van het nablijven af.

Toen we een week bezig waren in die eerste klas op de lagere school, kwam er nog een jongetje bij. Thijs was zijn naam. Naast mij was nog een plekje vrij, omdat niemand naast me wilde zitten. Thijs ging naast me zitten en ik vroeg hem of hij mijn vriendje wilde zijn en dat wilde hij. Hij is die 6 jaren ook altijd mijn trouwe vriendje gebleven. Ik begreep niet waarom in die tijd. Hij was al gauw het populaire jongetje van de klas en ik bleef de freak, het jongetje dat altijd als laatste gekozen werd.
Nu ik Thijs weer ontmoet heb, i.v.m. de documentaire, begrijp ik waarom. We hebben een zelfde soort gevoel voor dingen, hebben de zelfde humor en blijkbaar zijn dat onbewuste dingen die in dat jonge leven ook al een rol spelen. Bovendien kwam Thijs ook uit een groot gezin. Bij hun hadden ze 10 kinderen, bij ons 7.

Op de tweede klas had ik de eerste 3 maanden tot de Kerstmis, juffrouw Meurders. Deze juffrouw was de enige die me ooit aangevoeld heeft op die lagere school. Nam me in bescherming als ik weer eens afgekat werd door mijn medescholieren en bij haar hoefde ik nooit na te blijven, terwijl ik dat bij haar best wilde. Lekker is maar een vinger lang, zei mijn moeder altijd en dat was ook nu het geval. Juffrouw Meurders was een vervangster van een onderwijzer die ziek was. Na de Kerstvakantie kregen we een andere meester. Zijn naam was meneer Persoon. Hij was een jonge docent die al snel bij iedereen populair was, maar niet bij mij. Ik viel overdag altijd in slaap (Klinefelter). In plaats dat hij ging doorgronden waar het vandaan kwam, gaf hij me de bijnaam "Slaapzoet". Hij is mede er schuldig aan dat mijn jeugd niet zo gemakkelijk verliep. l. Zo'n onderwijzers moeten ze hun diploma afnemen. Ze zijn het niet waard om kinderen te onderwijzen. Meester Persoon hadden we ook nog op de derde klas.
Nu ben ik een reünie aan het organiseren, en iedereen vroeg naar die meneer Persoon. Ik heb hem gezocht. En ik heb hem gevonden. Natuurlijk kwam mijn jeugd ter sprake. Hij verontschuldigde zich voor alles wat hij gedaan had. Dat vond ik nu nog eens uiterst sportief. Daar zou mijn familie zich nog eens een voorbeeld aan kunnen nemen. Hij wist ook nog niet eens wat ik had, in tegen stelling tot mijn familie.


Ik stond voortdurend onder druk. Thuis werkte ik te langzaam, op school deed ik dat ook. Ik werd van twee kanten opgejaagd. Deed ik niet wat mijn ouders snel genoeg dan volgde meestal een afstraffing in de vorm van slaag. Het is al eens voorgekomen, dat mijn zussen tussen mijn moeder en mij moesten gaan staan, bang dat ze waren dat ze me dood sloeg. Hoe vaak heb ik niet gezegd, dat ik weg zou lopen, weg uit dat strafgevangenenkamp, dat thuis heette, zo vele keren heb ik het ook niet gedurfd, want durf, dat ontbreekt bij een Klinefelter. Compensatie zocht ik op de straat, op het stoepje waar ik uren kon doorbrengen zitten in de zon die pal op die deur stond, waar ik dan volgens mijn moeder de tijd zat te verdoen, of liggend midden tussen het koren in het veld, kijken naar de wolken in de lucht op een warme dag in augustus. Ik hoorde mijn naam roepen, maar nam het pak rammel in koop, door even niets van me te laten horen en rustig te blijven liggen. Voetballen met je vrienden op straat of met Reint op de traktor in het veld zijn, urine rijden voor de boer, voor niks, zo blij was ik dat ik niet thuis hoefde te zijn. Als het regende, dat was de meest vervelende tijd. Binnen blijven, naar buiten staren, hopende dat het maar zo vlug als mogelijk ophield, zodat je weer naar buiten kon, weg uit de stress en de onrust.

In de winter glijbaantjes maken met je straatvrienden op het Bergschke (Bergje) of gaan schaatsen op de Strijthagervijver, waar je ook weer de tijd vergat en je een pak rammel kreeg als je thuis kwam, omdat ze zich ongerust hadden gemaakt. Ongerustheid van mijn ouders werd altijd bestraft, nooit beloond met blij dat je weer terug bent. Opvoeding kan zoveel anders zijn, zoveel beter zijn, dan mijn ouders deden

Op de vijfde klas hadden we meester Meijs. Een rustige man die voor het lesgeven geboren was. Bij hem kwam ik tot rust. Liet me me gang gaan en vond belangrijk dat wat je kon en niet dat wat je net kon.

Op de zesde klas hadden we Alex Toussain. Hij was meer als een onderwijzer, hij stond bekent als streng, maar als je hem kende was dat niet zo. Natuurlijk een hij was een streng gelovig man en hij was ook recht door zee , kon ook wel eens iemand in de hoek zetten en met een liniaal op de vingers tikken, maar hij kon ook uren vertellen over zijn opgravingen op de steenberg en de opgravingen in de mijn. Over zijn mammoet kiezen die hij gevonden had in die mijn en die hij dan mee nam, om ze ons te laten zien. Of hij verteld uren verhalen over de streek, "het land van Rode" of over de bokkenrijders verhalen die hij zelf schreef. Alex Toussain overleed 16 augustus 1963, wij waren zijn laatste klas.
Allex Toussain kwam ik een tegen, toen ik de reclame briefjes van mijn oma, die een VIVO-winkel had, rondbracht in de straat. Hij vroeg me, Vincent wat krijg je daar voor. Ik antwoordde hem een kwartje en een zakje snoep, maar die mocht ik niet opeten die aten mijn zussen op, beloond voor niks doen. Hij antwoordde me, dat is toch veel te weinig, draaide zich op en liep weer weg schuddend met zijn hoofd, als of hij wilde zeggen, wat een uitbuiters, verder met zijn teckeltje, mij beduusd achter latend. De strenge meester Toussaint nam het voor me op, ongekende luxe.

De lagere school tijd was thuis de moeilijkste tijd van mijn leven. Op straat de mooiste tijd. In het laatste jaar moest ik bijles volgen bij meester Sijben. Mijn ouders vonden dat ik minstens de MULO moest doen. Weggegooid geld, want na twee jaar ben ik met een vervalste handtekening van mijn vader naar de ambachtsschool in Heerlen gegaan. Hij kon er niet tegen dat ik dat deed wat hij deed, bang dat hij was dat ik beter als hem kon zijn en ik was beter. Hij kon goed leren en koos niet voor de HBS, maar ook voor de zelfde ambachtsschool, waar ik voor koos. Zijn zoon was wel een slimme jongen, maar kon niet zo goed leren, omdat concentratie vermogen door Klinefelter ontbrak. Dat inlevingsvermogen hadden mijn ouders niet, alles moest gaan zoals zij het wilde, voldeed je daar niet aan dan werd je verstoten, toen je ouder was en als kind kreeg je gewoon een pak rammel.

Op de zes klas heeft ook het schoolonderzoek plaatsgevonden, waar naar mijn overtuiging, de Klinefelter ontdekt is. Ik heb daar genoeg over geschreven elders op deze site.

Op de zesde klas gingen we ook op schoolreisje. Ons reisje ging naar Mondschau, in Duitsland. Voor ons in hele reis in die tijd. Als je dan na een dag rondslenteren naar huis gaat dan neem je wat mee uit zo'n plaats, maar wat? Nu had mijn moeder thuis boven in de ronding van de trap een houten beschildert plankje ophangen met er onder geschreven groeten uit Rokanje. Ik dacht dus bij me zelf, dat neem je ook mee. Ik vond het plankje altijd mooi en dacht bij me zelf, als je zoiets meeneemt uit Mondschau, dan zal je moeder dat ook wel leuk vinden. Er zat altijd een angst van schelden en slaan in je, waar ik heel onzeker van werd en vaak niet durfde te doen wat jezelf wilde, maar altijd je ouders wilde behagen.
Maar wat was dat een vergissing, toen ik het plankje liet zien met Grüssen aus Mondschau , volgde natuurlijk weer een scheldpartij. Of ik mijn geld niet beter kon besteden, dan aan zo'n rotzooi. Het was nooit goed, wat ik ook deed, altijd schelden en slaan.

Het verhaal is nog niet af, wordt dus nog vervolgd, of ik schrijf er af en toe wat tussen, want het is moeilijk op te schrijven in een keer, teveel emoties.

Ik sta in de vierde rij van beneden, tweede van rechts. De man met de pijp is meester Persoon.


Schoolklas

Foto beneden van Links naar rechts
Meester Meijs, Meester Mulders, Meester Toussaint ook hoofd der school, Meester Sijben, Juffrouw Haenen, Juffrouw Meurders.
Foto is van december 1958 of januari 1959

Docenten
The Point LP
Bladerend door mijn oude platen, kwam ik de plaat van Harry Nilsson The Point tegen. Hij is 16 April 1970 opgenomen, las ik ergens op internet. In de begin jaren 70 is de tekenfilm, want het is oorspronkelijk een tekenfilm) op de TV geweest. Bij het zien van de tekenfilm voelde ik me meteen aangetrokken door de film en door de gesproken tekst en de liedjes. van deze tekenfilm. Dus opzoek naar de plaat. Helaas was hij in die tijd in Limburg nergens te kopen. En ook op vele plaatsen elders in het land was hij niet te krijgen. Tot dat ik op een dag, ik meen ergens in Amsterdam, langs een klein onooglijk platenzaakje liep. Kijkend in de vitrine, zag ik tot mijn verbazing dat de plaat daar lag. Naar binnen en meteen gekocht. En ik heb hem nog.
Het verhaal van The Point gaat over een jongetje Oblio dat anders was. Hij leeft in een land waar iedereen een punthoofd heeft, hij is de enige in dit land die dat niet heeft. Nu doen ze in dat land een balspel, in dat balspel maakt men gebruik van het punthoofd en omdat hij dat niet een punthoofd heeft heeft hij een hondje met de naam Arrow die de ballen voor hem vangt. Op een dag wordt hij door het jaloerse zoontje van de rechter aangeklaagd, mensen zonder punt horen niet thuis in het land van mensen met een punthoofd. De rechter veroordeelt hem tot het verlaten van het land en verband hem naar het puntloze donkere bos.

In het puntloze bos ontmoet hij The Rock Man en het volgende gesprek ontstaat`:

And the Rock Man said, "Say, what's happening with you boys. You look like you pretty shook up. You been goofin' with the bees?" And Oblio told the Rock Man that they were banished and asked him whether or not this was the Pointless Forest.
The Rock Man said, "Say, babe, there ain't nothing pointless about this gig. The thing is you see what you want to see and you hear what you want to hear. You dig?
Did you ever see Paris?"
"No."
"Did you ever see New Deli?"
"No."
"Well, that's it. You see what you want to see and you hear what you want to hear."

Ze trekken verder door het bos en en komen nog allerlei "rare" figuren tegen, zoals de drie vette zusters en de blad mens. Na een vermoeide wandeling vallen ze in slaap. Ergens in het bos. De volgende morgen word hij wakker en in de rots waar hij onder sliep staat de inscriptie Punt van de bestemming. Hij gaat terug naar het dorp en de rechter vraagt wat hij komt doen. Daar legt hij uit dat het bos niet puntloos is, alles heeft een punt de bomen de bloemen de vogels, enz enz.
En om een lang verhaal kort te maken uiteindelijk heeft Oblio dan ook een punthoofd. Want je ziet wat je wil zien. En je hoort wat je wilt horen.

Wat heeft dat nu met mij te maken. Alles. Ik kocht die plaat en ik hield van de liedjes omdat ze mijn leven waren en ook mijn leven zou zijn. In het begin van de jaren 70 voelde ik me al als een verstotene, terwijl ik dat huis nog niet uitgezet was. Het heeft dus altijd in mijn opvoeding gezeten, het er niet bij horen in mijn familie. Later werd ik dus verstoten, ze stuurde me naar dat donkere bos want je hoort er niet bij. Daar aangekomen kom ik allerlei mensen tegen die ook anders zijn, maar vooral mens zijn en het bevalt me best in dat donkere bos.

De regisseur van de documentaire was bij hun, tenminste 2 van hun, de mensen die me verstoten hebben, bewust of onbewust, voor het wederhoor op de documentaire. Zij traden op als woordvoerder. Mijn site was smaad, maar ze hadden zich niet in Klinefelter verdiept. Dat vind ik nu raar. Hoe kan je iets nu als smaad betitelen als je de achtergronden en de gevoelens van een Klinefelter niet kent. Je ziet wat je wilt zien. Als je de moeilijkheden die een Klinefelter op zijn weg tegen komt wilt zien dan zie je ze ook, als je ze niet wilt zien dan ben je een armoedig mens en dan ga je je medemens verstoten. Ze wilde me voor de rechter slepen, vooral doen zou ik zeggen. Ze wilde geen van mijn verhalen weerleggen. Ze kunnen ze ook niet weerleggen, want ze zijn waar. Pak nu het verhaal van dat cadeau aan mijn ouders in 1988, waar ik een groot deel voor mijn rekening nam, en waar mijn naam ontbrak toen het werd aangeboden. Het zou niets gemakkelijker zijn geweest dan dit te weerleggen, als het niet waar was geweest. De regisseur had de camera bij zich. Maar het werd niet weerlegd. Gewoon omdat het waar gebeurd is.

De tekenfilm is ook nog op een andere manier naar mij geschreven. Ook ik heb een hond, hij heet dan wel Benji, maar we zijn onafscheidelijk. Waar ik ga gaat mijn hond ook. Me and my Arrow. Dat een plaat zo voorspellend kan zijn, is ongelofelijk. Misschien komt de laatste voorspelling ook nog eens uit, dat is de terugkeer en de acceptatie van de landgenoten van Oblio and Arrow.


Ik heb heel wat opleidingen gedaan in mijn leven. Zo ben ik in bezit van een diploma machinebankwerker, leerling-automonteur en een monteursdiploma.
Toen ik het monteurs diploma behaald had ging ik samen met nog iemand van die klas in die tijd, ook een automonteur, verder studeren. D.w.z. overdag werken en in de avonduurtjes leren. We besloten om de opleiding N1 te gaan doen. N1 stond voor leraar Wis- en Natuurkunde derde graad bevoegd. Een opleiding op HBO niveau. Ik heb er niet lang over na gedacht. Mijn doel was om eindelijk net zoveel respect in het gezin Crutzen te krijgen van mijn ouders als de andere kinderen kregen. Zij hadden allemaal gestudeerd of studeerde nog. Zij telde mee in het gezin. Ik was maar het automonteurtje, die als hij iets wilde zeggen de mond meteen gesnoerd kreeg met een snerende opmerking. Zoals :"Daar komt hij weer met zijn domme garagepraat" Hieraan wilde ik een einde maken. Als ik eenmaal leraar was, dan telde ik mee, zo waren mijn gedachten in die tijd. Maar zoals altijd komt alles anders dan je denkt.
Zo begon ik in 1970 aan de studie. Ik moest eerst een opleiding doen om van LTS niveau naar MBO niveau te gaan. De opleiding was OBAO (Onderwijs Bewijs Algemene Ontwikkeling). Deze duurde 2 jaar. In maart van het eerste jaar moest ik de studie afbreken, omdat naar militaire dienst moest. In dienst werd Klinefelter (her)ontdekt. Ik wist daar niks van. Na twaalf weken verliet ik de dienst weer. Van die twaalf weken had ik 8 weken in het ziekenhuis gelegen en moest ik verwerken dat ik nooit kinderen kon verwekken. Om dit te verwerken stortte ik me in mijn studie. Voordat ik naar dienst ging had ik weten te regelen, dat ik op de tweede klas mocht beginnen, als ik toevallig eerder uit dienst zou komen. Ik was vooruitziend geweest, want ik kwam eerder uit dienst.
Ik haalde de opleiding OBAO. Met nog 7 mensen uit mijn klas. 7 van de 26 was nog niet zo slecht. We hielden een fuif met z'n zevenen en gingen verder met de opleiding. Twee jaar voorbereidende lerarenopleiding volgde. Daarna nog drie jaar lerarenopleiding. Op 14 juni 1977 kreeg ik mijn diploma. Zeven jaar zware studie en tegelijkertijd werken als monteur in een garagebedrijf, waren voorbij. Alles had ik me ontzegd om het te halen.
De diploma-uitreiking was in de Schouwburg in Heerlen. Ook de ouders of de vrouw of man, vriendin of vriend, broers en zussen ware uitgenodigd. En van iedereen was ook wel iemand aanwezig, behalve bij mij. Ik was alleen. Geen broer, geen zussen, geen vader, geen moeder, niemand. De erkenning, het respect waar ik zo naar gesnakt had, na al die jaren van ontberingen, kwam niet. Was ik zelf niet altijd aanwezig geweest bij mijn broer en mijn zussen als zij afstudeerde, hetzij voor de HBS, Atheneum of Universiteit. het hele land werd afgereisd daarvoor. Kerkrade, Heerlen, Groningen, Tilburg, Nijmegen niets was te ver. Naar mij kwam niemand. 5 Km reizen naar de schouwburg in Heerlen was te ver. Lijn 3 van de LTM, die in die tijd nog door Terwinselen reed, stopte pal voor de schouwburg. Men had kunnen meerijden met mij in mijn Renault 12, een comfortabele auto in die tijd. Maar die moeite nam men niet. Men wilde niet trots zijn op hun zoon. Maar waarom wilde men dat niet? Kennelijk was de schaamte groter. Alleen wist ik toen niet waarom er een schaamte was.
's Avonds ben ik met de vrienden waar ik al die jaren mee gestudeerd heb, op stap geweest. De wiskunde leraar, die toevallig een collega was van een van mijn zussen, maar dat niet wist, ging mee. Aan deze mensen heb ik het te danken dat ik zo ver gekomen was. Adje, Hub, Frans en mijnheer Vaessen. Van hun kreeg ik dat respect wel. De avond was toch nog geslaagd.
Mijnheer Vaessen zal later nog een rol spelen in mijn leven, Lees het verhaal dat staat onder “de Sollicitatie”
Ik zal een jaar of 21 geweest zijn toen ik voor de eerste keer stapel verliefd werd. Liefde heeft niks te maken met, het wel of niet hebben van testosteron. Het jagen, het veroveren heeft er wel mee te maken. De vrouw waar ik verliefd op werd, was een vriendin van een van mijn zussen. Ze kwam vaker bij ons thuis, dus de band was nauw. In het voorjaar van 1973 reed ik elk weekend voor haar van Terwinselen naar zuid Luxemburg, want daar zat ze met haar ouders op een camping. Het was de tijd dat de boeren in België de wegen blokkeerden. En een keer heb ik 6 uur in de rij gestaan.
Toen de relatie al een tijdje duurde ging ik me zorgen maken om het feit dat ik onvruchtbaar was. Hoe leg je dat uit. Op een dag in Luxemburg had ik me alle moed bij elkaar verzameld en het haar verteld. Ze had er alle begrip voor en meende dat kinderen, als ze die al wilde, ook op een andere manier te krijgen waren. Op zoveel begrip had ik niet gerekend en vol van geluk reed ik dat weekend weer naar huis.
Het was voor mij onbegrijpelijk, dat ik de week erna van haar een brief kreeg, bezorgd via een zus van me. Hierin stond dat ze me niet zag zitten en ze maakte de relatie uit. Op dat moment onbegrijpelijk. De wereld stortte in en ik kreeg toen al sterk de indruk dat iemand uit de familie me in de wielen had gefietst. Het klopte niet met dat wat ik die weken had meegemaakt en waar we over gesproken hadden. Verhaal heb ik niet meer gehaald, bang dat ik was dat de teleurstelling alleen maar groter werd. De Klinefelter kwam hier om de hoek kijken, het gebrek aan testosteron, die de jager in je wekt, de agressie om het er niet er bij te laten zitten, ontbrak en ik liet het zo, zoals het was. Het was niet de laatste keer dat het me zou overkomen, maar het duurde wel 11 jaar voordat ik weer de moed had om verliefd te worden op een vrouw. Maar dat is een ander verhaal.
In 1983 was ik overspannen geraakt op Bernardinus College waar ik tijdelijk werkte als amanuensis biologie. Ik was in 1982 aan die baan begonnen. Eerst als een halve baan, wegens vervanging van ziekte, daarna als een hele baan. Die hele baan kon ik niet aan. Dit was ook een van die overspannenheden die totaal overbodig waren, als ze me verteld hadden dat ik een Klinefelter was. In een halve baan functioneerde ik prima. Een hele baan was te veel. Als je overspannen bent moet je daar weer uit zien te komen en dan maak je, je een toekomstbeeld. In 1984 zouden al mijn dromen verwezenlijkt worden. Nineteen eighty four zou het jaar worden. Was daar ook niet een boek over. Het zat zo in mij hoofd geprent dat het toen zou gaan gebeuren, dat ik er gewoon in geloofde.

In 1984 gebeurde het ook. Op allerlei gebied. Ik zie het zelf als het jaar van mijn volwassenheid. Goh ik was toen al 32 jaar, niet een beetje laat? Neen, nu ik weet dat ik een Klinefelter ben, klopt het helemaal. Ik heb al eens eerder gezegd dat een Klinefelter achter loopt op normale mensen en dat een. Klinefelter vaak ook nog een 10-14 jaar jonger uit ziet dan de normale man. Dus de volwassenheid met 32 jaar klopt wel.

In het voorjaar kwam ik de liefde van mijn leven tegen, toen op dat moment. In het voorbij gaan, een blik was genoeg, om te verzuipen in al het geluk van de wereld. Liefde op het eerste gezicht bestaat, ik heb het meegemaakt en het is een fantastisch gevoel en belevenis. Er kwam zelfs een beetje jachtinstinct in me los. Heel wat voor een man zonder testosteron. Ik heb me een ieder geval heel veel moeite moeten doen om contact met haar te krijgen. En uitendelijk lukte dat ook. Er volgde twee fantastische jaren. Ik zal haar voornaam niet noemen. Ik noem haar AG. Ze was twee jaar jonger dan ik. In haar voorkomen en uitstraling een echte vrouw. Zo had ik me een vrouw ook altijd voorgesteld. Niet te mager, maar ook niet dik. 1,74 groot, was ze en ze was van Franse komaf. Daar had ik het weer. Een buitenlandse. Ik had iets met buitenlandse vrouwen. In 1980 had ik Vietnamese gezinnen in Kerkrade geholpen bij het inrichten van hun woningen. Ik was bevriend geraakt met Thi Lahn (orchidee). Een bloedmooie vrouw, en toen ik AG leerde kennen wat ook een bloedmooie vrouw was en zeker nog is, zei een van mij vrienden tegen me, Vincent ik weet niet hoe je het flikt, maar je heb me toch een paar bloedmooie vriendinnen, hoe doe je dat? En ik wist niet waar hij het over had. Ik vond me in die tijd helemaal niet knap, maar blijkbaar dachten die vrouwen daar anders over. Dat ik me niet knap vond, was door het feit dat ik dat thuis constant gezegd kreeg, van 6 vrouwen, die ik, op eentje na niet knap vond. Alleen mijn jongste zus vond ik mooi.
Of het kwam, dat ik een beetje meer vrouw was dan de doorsnee man, waardoor ik vrouwen en vooral hun wensen beter aanvoelde, weet ik niet, maar dat zou een verklaring kunnen zijn.

Hoe ging dat nu verder met AG. Ik nodigde haar uit, om haar voor te stellen bij ons thuis. Het zal met de Pasen van dat jaar geweest zijn dat ik haar meenam. Iedereen was er zo ongeveer zelfs mijn broer. Ga nou niet denken dat ze kwamen om kennis te maken met AG, het was gewoon Pasen en dan kwam men meestal naar huis voor een paar dagen. Dat het niet voor mij en AG was, bleek al gauw. Normaal zou mijn moeder alles uit de kast halen als een van mijn zussen met een vriend of mijn broer met een vriendin naar huis kwam. Niets zou dan te veel voor haar geweest zijn. Ze zou dan uren in de weer zijn geweest met lekker eten koken, met het bakken van vla enz., maar nu had ze totaal niks gedaan, ondanks dat ze wist dat ik haar zou meenemen. AG werd de deur uit gekeken. Waarom deed men dat toch, vroeg ik me af. AG hield het naar een uurtje voor gezien. Ik kan dat niet anders verklaren dan, dat men wist dat ik Klinefelter had. Men was bang voor de complicaties die dat met zich mee zou brengen, stel ik had een vaste relatie met haar, dan zou het allemaal kunnen uitkomen, en daar moest men niks van hebben. Bovendien denk ik, dat ze me niet voor vol aanzagen, want mensen men een syndroom hadden beslist een tik in de zender en waren vast en zeker debiel, als ik zie hoe ze me behandelde kan dat alleen maar de juiste conclusie zijn.

Seks heb ik niet met haar gehad, het bleef bij een vriendschap, dat lag beslist aan mij en een beetje aan haar. Zij zat te wachten tot ik haar veroverde en ik zat het zelfde te doen. Ze was een Franse en daar veroveren de mannen de vrouwen, hier in het vrij gevochten Nederland is dat meestal andersom. En als je een tekort hebt aan testosteron heb je ook een tekort aan libido, dan wordt het veroveren moeilijk. Het gebrek aan testosteron veroorzaakt ook een gebrek aan zelfvertrouwen en zelfwaardering. Ik kan het weten, want ik heb nu Androgel een testosteron suppletie. Mijn leven was beslist anders geweest als ik toen al een aanvulling gehad had. Wie weet was ik dan al 3 maal gescheiden of al 20 jaar gelukkig getrouwd. Wie zal het zeggen. Op 7 januari 1986 maakte ze het het uit. Maar ik moet zeggen het was een fantastische tijd met haar. We hebben veel gedaan met elkaar veel gekletst en heel veel gelachen. Aan haar heb ik te danken dat ik thuis uittrok. Zij gaf me de moed en de steun om die stap te doen, daar ben ik haar eeuwig dankbaar voor. Door haar is mijn echte leven begonnen. Ze zal altijd een plekje in mijn hart hebben, ook al zien we elkaar nooit meer. Het leven ging verder 1986 zou geen gemakkelijk jaar worden, maar op een punt werd ik echt volwassen, maar dat is een ander verhaal
Vandaag 27 juli kwam ik mijn tweede zus tegen. Zoals altijd deed ze net of ze me niet zag. Nog altijd niet volwassen. Onderweg naar het dorp Heerlen, viel me het volgende verhaal in. In 1976 werd ik ontslagen bij het garagebedrijf waar ik werkte, omdat mijn baas er mee op hielt. Omdat ik op dat moment aan het studeren was voor leraar wis- en natuurkunde, wilde geen enkele werkgever me nog hebben, omdat men in de veronderstelling was, dat ik na een jaar toch ontslag zou nemen, als ik afstudeerde. Ik viel dus een beetje tussen wal en schip. In die tijd vond ik het ook niet erg om werkloos te zijn. Zo kon ik lekker studeren. want in 1977 moest ik examen doen. Ik werd in juni 1976 ontslagen. Om de eerste maanden te overbruggen heb ik thuis alle kozijnen van binnen en van buiten gebeitst. Er zaten verschillende lagen verf op. Je moet je voorstellen dat, zeker de binnenkant, sinds 1924, de ene laag na de andere was opgebracht. Een hels karwei dus. Ik heb er 3 maanden over gedaan. Werd het thuis gewaardeerd? Ik weet het niet, ik heb er nooit een compliment voor gekregen, ook niet een betaling of een cadeautje. Nadat ik in 1977 afstudeerde, ging ik natuurlijk solliciteren als docent. Helaas was in dat jaar net de klad gekomen in de banen voor wiskunde docenten. Van de 125 sollicitaties in 3 maanden tijd, kreeg ik 5 uitnodigingen 80 afwijzingen en van de rest hoorde ik nooit meer iets. In 1980 kon ik beginnen als Amanuensis Natuur en scheikunde op de MAVO-de Lichtenberg in Landgraaf. Het was een fantastische tijd op die school. Ik was eindelijk in mijn element. Het was een tijdelijke baan. Een zogenaamde WVG-maatregel, om langdurig werkloze weer aan de slag te krijgen. Maar na 9 maanden hield het toch op, Men heeft nog wel geprobeerd om verlenging te krijgen, maar het mocht niet baten. Ik kreeg een getuigschrift mee, waarvan ik nu nog rode oortjes krijg als ik hem lees. Het getuigschrift bezorgde me 1 jaar later werk op het Bernardinuscollege in Heerlen. In de tussentijd was het weer solliciteren tot je er bij neer viel. Zo was er ook op een gegeven moment een vacature voor een amanuensis op het St. MaartenCollege in Maastricht. Het was de school waar mijn zus wiskunde docent was. Je weet hoe het gaat in Limburg, als je geen kruiwagen hebt is de kans op werk miniem. Een paar referenties is altijd een pré. Mijn zus was natuurlijk de meest ideale referentie die je kunt krijgen. Ik vroeg het haar dus. Ze weigerde. Toen ik haar vroeg waarom? Kreeg ik geen antwoord. Ik belde mijn oud docent wiskunde op, mijnheer Vaessen met de vraag of ik hem als referentie kon gebruiken. Maar natuurlijk Vincent, met alle plezier was zijn antwoord. Dat gebeurde me nu iedere keer, iedereen wilde me overal mee helpen, behalve mijn familie. Nu begrijp ik waarom dat, dit was. Maar ze hadden het mis.